Een zelf geschreven verhaal
verhaal
2 oktober 2015
De stapel werkstukken begint gelukkig te slinken. Tot nu toe hebben ze het redelijk gedaan, mijn brugklassers. Er zitten leuke verhalen bij. Sommigen vinden het wel moeilijk om de opdracht te lezen. Te veel woorden of veel te weinig. Ze zijn pas net bezig, dus ik wil ze er niet al te streng op afrekenen. Maar ik kan toch moeilijk een voldoende geven voor een verhaal van 100 woorden, terwijl het er 400 tot 500 moeten zijn.
Ik zet mijn kop koffie angstvallig op een apart tafeltje. Ik moet er niet aan denken dat ik hun werkstukken verniel met bruine koffievlekken. Ze doen vaak zo hun best om het er mooi uit te laten zien. Dit verhaal was een heel goede. Dit meisje moet later maar Nederlands gaan studeren of iets anders met taal. Prachtige woordkeus, goedlopende zinnen en ze zet me aan het denken. Ik heb het zelfs twee keer gelezen. En dat voor een brugklasser. Ik vraag me af waar ze haar inspiratie vandaan heeft. Een negen krijgt ze van me. Ik zou bijna een tien willen geven, maar dat zou betekenen dat het perfect is. Dat het niet beter kan. En ook dat ze niet meer kan groeien. Een tien geef ik daarom nooit aan het begin van het schooljaar. En meestal aan het einde ook niet.
Dit ziet er slordig uit. Gekreukeld, vlekken. Van wie is dit? Ah Joris. Natuurlijk. Ongeleid projectiel. Ik houd niet van etiketten, maar hij is een typetje ADHD. Volgens zijn ouders verveelt hij zich, is hij hoogbegaafd. Ik heb daar met mijn collega’s weer smakelijk om gelachen. Ik vraag me af of hij de brugklas haalt. Zielig vind ik het. Kinderen die door hun ouders gepusht worden om naar het gymnasium te gaan, terwijl ze eigenlijk helemaal niet zo goed kunnen leren. Stuur dat kind gewoon naar de havo. Daar is het veel gelukkiger en kan het veel meer bereiken.
Eens kijken wat hij van het verhaal heeft gebrouwen. Zie nu al dat het veel te lang is. Zeker duizend woorden. Ik haat het als kinderen dat doen. Dan heb ik bij voorbaat al geen zin meer om het te lezen. Zoveel woorden kost mij alleen maar extra tijd en ik kom al om in het nakijkwerk. Al bij de eerste zin weet ik het. Dit heeft hij niet zelf geschreven. Een kind van twaalf gebruikt geen woorden als ‘hautain’ en ‘idyllisch’. Ook niet als zijn ouders zulke snobs zijn.
Ik zucht. Ik ga wel weer googelen. Meestal een kwestie van een zin invullen als zoekterm en bingo. Nu verschijnt er echter niets. Even een andere zin proberen. Ook geen resultaat. Een paar woorden dan. Ik besteed zeker tien minuten aan het zoeken, maar ik vind niks. Verdomme. En nu? Hij krijgt hier echt geen voldoende voor. Zijn moeder zal het wel geschreven hebben. Dat kan ik natuurlijk nooit hard maken.
Een drie kan hij krijgen, omdat ik het niet kan aantonen. Anders werd het uiteraard een één. De drie schrijf ik alvast met rode pen op het verkreukelde voorblad. Ik moet het nog wel beargumenteren. Een drie moet ik kunnen verantwoorden. Zeker met deze ouders. Die hangen straks vast weer aan de telefoon. Boos omdat ik die moeder een onvoldoende heb gegeven. Ik gooi het gewoon erop dat Joris zich niet aan de opdracht heeft gehouden. Ik wil wel laten doorschemeren dat ik in de gaten heb dat hij het niet zelf heeft geschreven. Maar het moet er niet letterlijk staan, want ik kan het niet bewijzen. Een beetje handig zijn dus. Ik noteer in het rood: De opdracht was een zelf geschreven verhaal van maximaal 500 woorden. De klemtoon doet een hoop.