Precies zoals hij was
verhaal
22 juli 2016
Media vita in morte sumus. Midden in het leven zijn wij in de dood. 26 jaar. Ik kan niet geloven dat hij er niet meer is. Zomaar weggerukt. Het was niet eens het midden. Het was het begin. Net afgestudeerd. Nog niet gesetteld. Ik kan helemaal niet zonder hem. Een kind behoort niet eerder te gaan dan zijn ouders. Dat is de verkeerde volgorde. Hij had nog zoveel om voor te leven. Ons, zijn familie, om te beginnen. Mijn man en ik. Maar ook zijn broer en zijn zus. Vroeger maakten ze weliswaar veel ruzie, maar ze houden van elkaar. En zijn vrienden met wie hij altijd sportte. Sporten was zijn lust en zijn leven. Net als sigaretten roken, veel sigaretten. Tegenstrijdig genoeg. Dat paradoxale, dat was hij ten voeten uit.
Zo moet hij herinnerd worden. Precies zoals hij was. Een jongen die midden in het leven stond. De gedachte aan hem in een kist maakt me naar. Mensen van tachtig liggen in een doodskist. Geen jongens van 26. Zijn uitvaart moet weerspiegelen wie hij was. Hij was altijd onder de mensen, dus nu ook. Ik wil dat zijn uitvaart wordt alsof hij erbij is. Het is immers zijn feestje. Ik ben weleens op een crematie geweest waar de kist open was. In eerste instantie schrok ik daarvan. Vooral omdat ik het niet wist en opeens recht in zijn gezicht keek vanaf het balkon waar ik zat. Dus dat moet anders. De mensen moeten het wel weten. Dan kunnen ze kiezen of ze er wel of niet bij willen zijn.
Maar die kist wil ik echt niet. Hij moet erbij zijn zoals hij was. Als ik aan hem denk, heeft hij zijn sportkleren aan en rookt hij een sigaret. Maar niet in een kist. Zou het ook mogelijk zijn hem op een stoel te zetten? Dat zou wel het allermooiste zijn. Dan kan hij zelf de zaal van het crematorium in kijken en zien wie er allemaal zijn. Zich verbazen over de hypocriete lui die na zijn dood opeens mooi weer spelen. En na afloop wil ik geen koffie met smerige, uitgedroogde plakken cake, maar een borrel met bier en wijn en sigaretten. Of moet hij daar misschien ook nog bij zijn?