Lees ook:
Unne rôôd-wit-gele sjaol
blog
26 februari 2014
Of ik ook een keer in Maastricht carnaval wil vieren? Ja, hoor, lijkt me geweldig. Ik ben niet zo principieel. Laten we dat doen als carnaval in Maastricht niet samenvalt met carnaval in Oeteldonk (Den Bosch). Ik ben wel eens eerder buiten Oeteldonk carnaval wezen vieren, in een vlaag van verstandsverbijstering in mijn tienerjaren. Dat was in de tijd dat ik ook in Oeteldonk nog wel eens zocht naar een kroeg met ‘normale muziek’. De wijsheid komt met de jaren.
Als ik terugdenk aan carnaval in mijn tienerjaren, realiseer ik me dat ik met mijn 34 lentes stiekem best oud ben geworden. Carnaval duurt officieel drie dagen (zondag, maandag, dinsdag), maar tegenwoordig houd ik het vaak na twee dagen al voor gezien. En op die dagen ga ik dan meestal ook nog ruim voor sluitingstijd van de kroegen naar huis.
Ondenkbaar toen ik zestien was. Carnaval begon voor mij al op donderdag en duurde tot en met Aswoensdag, de woensdag na carnaval. Op Aswoensdag ging ik haringhappen, eigenlijk een traditie na het halen van een askruisje in de kerk, maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik het askruisje nooit ging halen. Haringhappen was voor mij gewoon een excuus om nog een dag te feesten.
We vierden carnaval met een groep meiden. De meeste meiden droegen nog geen Oeteldonkse kleding, we waren tenslotte nog niet aan de man en een boerenkiel vergroot je kansen daarop niet bepaald. We wilden er leuk uitzien, ook met carnaval. We liepen zelfs al die dagen op hakken, met gevoelloze voorvoeten als resultaat. Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden.
De kakkers gingen verkleed als Sjonnie’s en Anita’s met gouden kettingen en bontjassen, de echte Anita’s droegen zo kort mogelijke rokjes en een zo diep mogelijk decolleté en de alto’s vierden überhaupt geen carnaval, dat was beneden hun stand. Een jaar ging ik verkleed als non, ik snapte het verschil tussen carnaval in Limburg en in Oeteldonk nog niet zo goed. Zoals ik al schreef: de wijsheid komt met de jaren. Dit jaor vraog ik, Lieven Heer, doe nou us gèk unne keer en gif ze allemoal, ôk doarboven, unne rôôd-wit-gele sjaol.